Opzoek: dat zoeken we op

Steeds vaker zie ik het. In mailtjes die ik ontvang, in profielen op dating-apps (want 32 én single) en zelfs in vacatures. “Opzoek naar …” Ho. Stop. Als ik dit zie, verslik ik me in mijn thee. En swipe ik naar links. Keihard, ik weet het.

In de rubriek “Taaldingen” stel ik opvallend taalgebruik aan de kaak. Deze keer het interessante woordverschijnsel ‘opzoek’. 

“Opzoek” is niet per definitie fout. Zolang je het gebruikt als werkwoordsvorm in de context van ‘iets opzoeken’, zit je helemaal goed. “Wil je dat ik het even opzoek?”, bijvoorbeeld. In een encyclopedie. Of op IMDB, als je je afvraagt waar je die ene acteur ook alweer van kent. In deze context is ‘opzoek’ een werkwoordsvorm van ‘opzoeken’ en klopt het helemaal.

Maar – en hier komt-ie: als je op zoek bent naar iets of iemand, is ‘zoek’ een zelfstandig naamwoord en komt er altijd een spatie tussen ‘op’ en ‘zoek’. Vergelijk het maar met ‘op pad gaan’ of ‘op reis gaan’.

Zo, dat is ook weer helder. Ik ga op zoek naar een leuke kerel.